In deze om verschillende redenen onvergetelijke maand juli waarin ik gemoedstoestanden ondervond, gelijkend op de onweders die plots in alle hevigheid losbarstten en even onverwacht weer overgaan in een zonnige dag, nam ik tijdens een wandeling langs het ‘sentiero azzurro’, (het zeeblauwe pad), een foto van een cactusplant die roekeloos langs de richel van een afgrond groeide en verplantte hem naar het kader van mijn profielfoto op Facebook. ‘Non toccare’, dacht ik er in gouden drukletters bij, maar schreef de zin niet op omdat het beeld al voor zichzelf sprak.
Enkele jaren geleden had ik tijdens een andere wandeling in de Jardin Majorelle, een botanische tuin in Marrakech, al grondig kennis gemaakt met de oranje cactusvrucht die de kleur van een zonsondergang heeft en zijn vruchten draagt als waren het brandende lampions aan een kandelaar. Onweerstaanbaar door de kleur, de vorm en de onbekende smaak van de cactusvijg aangetrokken, plukte ik in de tuin de verboden vrucht en zette er mijn tanden in. In een hels ogenblik werd ik een ontelbaar aantal speldenprikken gewaar in mijn gehemelte. De minuscule stekeltjes – door het verlangen en de roekeloosheid, onzichtbaar geworden waren als de donshaartjes van een perzik – doorprikten mijn lippen. Om hulp roepend bracht de tuinman, een Spaanse immigrant, Cristoforo genaamd, mij voortrekkend aan de mouw van mijn djellaba die over de grond en het stof sleepte, naar het souvenirwinkeltje in de tuin en droeg me over aan twee dames die er ondanks de temperatuur van 42°C onberispelijk fris en verzorgd uitzagen.
De dames boden me een stoel aan en een van de twee haalde een pincet uit haar toilettas. Ze boog zich over mij en plukte de stekeltjes een voor een uit mijn bloedende lippen. Toen de operatie voorbij was kocht ik een flesje parfum waarvan de inhoud de subtielste geuren uit de tuin beloofde en de zeven typische Marokkaanse basisgeuren bevatte: oranjebloesem, Rosa Damascina, munt, saffraan, jasmijn, ceder uit het Atlas-gebergte en ijzerkruid. Ik bedankte hen uitvoerig en besloot nooit meer zonder pincet de deur uit te gaan. Buiten las ik naast de cactusplant op een schuin bordje in de net aangeharkte grond: Ne pas toucher. Niet aanraken. Non toccare. Do not touch. لا تلمسني (La timansi)
Zo verbleef ik in het gezelschap van de cactusvijg en de waarschuwende woorden die de vrucht als vanzelfsprekend vergezelden en bracht de wandeling langs het pad van de cactusvijgen die dag alsnog tot een goed einde.
In de nog relatieve koelte van de daaropvolgende ochtend bracht ik na een lange afwezigheid een bezoek aan de bibliotheek. Ik wilde er een boek ontlenen dat onlangs door een vriend vertaald werd maar het boek bleek na weken nog steeds niet beschikbaar. Ik vroeg aan de bibliotheekmedewerker waar het boek eigenlijk bleef en de man antwoordde na enig opzoekwerk dat het boek de status ‘in verwerking’ droeg en dat dit als een ‘containerbegrip’ beschouwd moest worden.
Dit betekende dat het boek ergens in een onbekende container op verscheping lag te wachten tot het zijn uiteindelijke bestemming zou vinden. Maar het tijdstip waarop de verscheping zou plaatsvinden, kende niemand. Ik wist opnieuw waarom ik de bibliotheek nog zelden bezocht. ‘Dan rest me niets dan het online verder op te volgen’, verzuchtte ik. ‘Inderdaad’ antwoordde de bibliotheek-medewerker, tevreden dat ik het containerbegrip begrepen had. Ik liep verder tussen de bekende en onbekende ruggen van de boeken, tot mijn liefkozende blik als een weerhaakje aan de kaft van een boek bleef hangen dat tussen de rekken uitgestald lag. Het boek was geschreven door Andrea Camilleri, de vader van de Italiaanse commissaris Salvo Montalbano. Een even charmant als scherpzinnig detective waar ik literair gesproken bewondering voor had. Dat hij naast detectives ook romans had geschreven, was me onbekend. De titel van het boek luidde echter als een bronzen klok: ‘Noli me tangere.’ Dat kon geen toeval zijn. Hier viel iets te ontdekken. Ik stopte het boek in mijn tas en las thuis op het balkon de honderddrieënvijftig bladzijden tellende psychologische roman nog dezelfde namiddag uit.
De gouden draad in het verhaal was het Noli me tangere- fresco van Fra Angelico in het Museo San Marco in Florence. Het kunstwerk verbeeldt het bijbels ogenblik waarop Maria Magdalena de verrezen Jezus naast zijn lege graf vindt. Maria Magdalena snelt op hem toe en en wil hem aanraken maar hij houdt haar tegen met de woorden: ‘Noli me tangere.’ ‘Raak me niet aan.’ Camilleri schetst vervolgens in zijn verhaal een ongekende versie van het beroemde ogenblik in het schilderij. Hij laat zijn hoofdpersonage Laura, die een studie aan het kunstwerk wijdde, een bijzondere ontdekking doen: namelijk dat Maria Magdalena, toen ze Jezus in de tuin vond, hem al had aangeraakt. Een 3D reconstructie van het werk laat vermoeden dat Fra Angelico twee handen schilderde die zich pas nadat ze elkaar hebben aangeraakt opnieuw van elkaar verwijderen. De spanning die van de verwijdering na de aanraking uitgaat, is in de compositorisch perfect geschilderde ruimte, tussen de twee handen, op het ogenblik dat ze elkaar terug loslaten, bijna tastbaar. Hiermee werpt Camilleri een ander licht op de gangbare theorie dat de Jezusfiguur Maria Magdalena weerhield hem aan te raken omdat hij nog een menselijk lichaam had en nog niet ten hemel was opgestegen. Camilleri gaf met zijn visie de betekenis van het schilderij een andere wending. ‘Elkaar na de dood en verrijzenis terug bij de hand nemen was voor de schrijver een bewijsstuk van een teken van continuïteit.’ En belicht hiermee de mysterieuze band die er tussen de Jezusfiguur en Maria Magdalena bestond voor hij stierf.
Een andere kijk op een kunstwerk en op een plaats waar je het helemaal niet had verwacht.
Zo vielen de dingen op het einde van de wandeling weer op hun plaats en vormden de plaveisels van het pad een veelkleurige mozaïek. De zin die mij al zo lang begeleidde vond uiteindelijk een plaats waardoor hij meer zin werd, een andere zin kreeg en verschillende vormen aannam: van cactusplant tot een Renaissance meesterwerk en tevens de wedergeboorte van een interpretatie van een fresco van Fra Angelico in een roman van Andrea Camilleri.
