
Op een koude winteravond in januari 2011 stapte ik tijdens een van de Nocturnes in Antwerpen de Maes & Matthys Gallery in de Pourbusstraat binnen en maakte toen voor het eerst kennis met het werk van Letitiza Battaglia. Het was de vernissage van haar tentoonstelling. De fotografe zat aan een bureau in de galerie, omringd door mensen en keek, voortdurend rokend, intens om zich heen. Aan de witte muren hingen foto’s van in bloed gedrenkte lichamen, door de Cosa Nostra op straat vermoord. Ik was verbijsterd en tegelijkertijd gefascineerd. Hoe was het mogelijk dat deze vrouw dit had gefotografeerd?
Haar loopbaan als fotografe begon in Milaan in 1972 toen ze voor een tijdschrift schreef waar ze haar journalistiek werk zelf van foto’s moest voorzien. Vanaf 1974 werkte ze voor de linkse krant l’Ora. Haar foto’s zijn stuk voor stuk met rouw omrande aanklachten. Zonder het te willen bouwde ze ‘een archief van bloed’ op. Naast de dagelijkse wreedheid fotografeerde ze ook de vrouwen en kinderen van Palermo, en de extreme armoede van de mensen die in de buitenwijken in flatgebouwen woonden, waar geen water of elektriciteit was. Negentien jaar lang begaf ze zich dag en nacht op een Vespa met een fototoestel om de hals naar het slagveld dat Palermo tijdens de jaren tachtig en negentig, onder de dictatuur van de maffia, geworden was. Ze was de eerste vrouwelijke fotojournaliste in Sicilië en het eerste jaar moest ze zich, schreeuwend tegen agressieve agenten die haar wilden tegenhouden, een weg banen om haar werk te kunnen doen.
Het was moeilijk om tussen de bijeen gedrongen menigte bij haar te raken en te vragen wat die tijd voor haar betekend had. De vonkjes die uit haar blik sprongen en de nervositeit die ze bij iedere trek aan haar sigaret, als een rookwolk uit de krater van een vulkaan leek uit te blazen, verhaalde het eigenlijk allemaal. Haar blik liet me niet meer los, maar om door de blik te kijken waarmee ze de misdaden op het Siciliaanse eiland om haar heen had vastgelegd, was enige moed vereist. Het waren geen vrijblijvende foto’s. Ze bleven onuitwisbaar aan je kleven, als een bloedvlek op een wit hemd.
Haar liefde voor het ‘vermaledijde Sicilië’, zoals ze het eiland noemt waarop ze geboren is, bleef gelukkig als een witte schaduw tegenover het zwarte oeuvre overeind. Een levendige schaduw die zich op tweeëntachtig jarige leeftijd nog steeds gedreven en strijdbaar voortbeweegt.
Haar moed twee decennia lang ondanks de verschillende doodsbedreigingen aan haar adres, haar werk toch verder te zetten, lag ver buiten het referentiekader van wat ik tot nog toe in de wereld van de fotografie had gezien. In de kern toonde haar intense betrokkenheid bij het lot van de medemens parallellen met het werk van fotograaf Koen Wessing, die in de jaren zeventig het geweld en de armoede in Zuid-Amerika fotografeerde en het documenteren van onrecht als een ononderbroken levensmissie en revolte zag.
Letizia Battaglia slaagde erin zowel het gezicht van de maffia te tonen als de gezichten van de slachtoffers die voorheen in een vlug toegedekte dood verdwenen. Sinds enkele jaren is aan het openbaar moorden in de straten van Palermo een einde gekomen. De maffia is geïnfiltreerd in de politiek om haar economische belangen te dienen. De leden zijn hoog opgeleid en dragen witte hemden. Onzichtbaar voor de buitenwereld. Gezichtsloos. Hun bedrijven strekken zich uit over heel Europa: het uitvoeren en verkopen van groenten en fruit dat op zwaar vervuilde, ongecontroleerde grond geteeld wordt en op de internationale veilingmarkt aan dumpingprijzen verkocht wordt, het verwerken van gevaarlijk afval, het witwassen van misdaadgeld, de bezigheden van betonboeren en vastgoedbedrijven.
November 2017. Intussen waren er zeven jaar voorbij en liep ik nog steeds met de fotografe en haar foto’s in mijn gedachten rond. Eén keer had ik contact opgenomen met Ron Lang Art gallery waar reeds de derde tentoonstelling van haar liep, maar het was toen net de laatste dag.
De catalogus was uitverkocht en Battaglia, bij elke opening aanwezig, was al teruggekeerd naar Palermo. Misschien moest ik naar Palermo reizen? Maar wilde ik haar wel ontmoeten, was het noodzakelijk haar te zien of te spreken om mijn portret over haar te schrijven? Kon ik met wat ik op video’s gehoord en gezien had, de geraadpleegde artikels en interviews, en tot slot een oeuvre met 600.000 foto’s die niemand ooit allemaal zou zien, een tekst schrijven die een blik zou werpen op het innerlijk van de vrouw achter de foto’s? Ik wist het niet, maar ik bleef de noodzaak voelen om de indruk die haar ‘Siciliaanse kronieken’ op mij nalieten te verwoorden en de onverschrokkenheid van deze wonderlijke vrouw onder de aandacht te brengen. In een recensie op de website van Ron Lang Art Gallery las ik dat haar werk wordt vergeleken met Caravaggio, de tovenaar van schaduw en licht, er een nevelzucht van Francesco Petrarca omheen hangt en Ragazzi di Vita van Pier Paolo Pasolini op de achtergrond speelt. Voor mij als toeschouwer was de meest onwaarschijnlijke ontdekking uiteindelijk, ondanks de hardheid, toch een vorm van poëzie.
Soms lag er over de foto’s een donkerte die de beelden een onbeweeglijkheid gaf als van geronnen bloed. Een residu van het ogenblik waarop de fotograaf alleen in de donkere kamer zijn of haar negatieven ontwikkelt en dan pas de impact van de beelden ziet, die met volle kracht terug in het open blikveld van de fotograaf als toeschouwer geslingerd worden. Geleidelijk ging ik beseffen dat iemand die zo’n archief opbouwt uiteindelijk geheel alleen komt te staan. Ongeacht de mogelijkheid die een galerie of een tentoonstellingsruimte biedt om de foto’s als een verhaal met een publiek te delen. Haar oeuvre baart een eenzaamheid die nergens toonbaar is en de fotografe waarschijnlijk nog amper kon dragen. Ik herinnerde mij een gedicht van János Pilinszky waarin hij schrijft: ‘…in al zijn poriën kon je zijn eenzaamheid zien.’ De dichter zag ik een close-up datgene wat je alleen maar kon zien als je onmenselijk lang alleen was geweest.
Tijdens het beluisteren van verschillende recente gesprekken met Letitzia Battaglia voelde ik de worsteling met de eenzaamheid waartoe ze eerst veroordeeld werd als aanklager van de maffia en later als maakster van een reusachtig, onzichtbaar geworden oeuvre. Waardoor ze tenslotte zelfs een afschuw van haar eigen werk ontwikkelde. Er waren foto’s uit haar archief die ze in brand wilde steken. Opdat ze niet meer zouden bestaan, of om ze niet meer te moeten zien. Het opnieuw bekijken van de beelden maakte haar triest. Zelfs verklaarde ze dat het heel gevaarlijk was om alleen te zijn, zonder precies uit te leggen waarom.
Het waarom was in de korte stilte tijdens de opname heel even in haar opengesperde ogen te zien.
In 1987 wordt haar leven gemarkeerd door de moord op de tienjarige jongen Claudio. Het kind wordt op straat neergeschoten nadat hij een getuigenverklaring tegen een maffialid heeft afgelegd. Het schokte haar zo erg dat ze de filmrol tot op heden niet ontwikkeld heeft.
Vijf jaar later, op 23 mei 1992, betekent de moord op de onderzoeksrechter Giovanni Falcone, zijn echtgenoot en drie lijfwachten opnieuw een onvermijdelijk keerpunt in haar leven als mens en fotograaf. De massa van ‘eerlijke mensen’ die naar de plechtigheid in de kathedraal van Palermo was gekomen stond tot ver buiten de kerk samengedromd. De inslag van de bom, een halve ton TNT die onder het wegdek verborgen zat, blies de auto en het half wegdek op en bracht een schok teweeg als na een aardbeving. Een naschok die door Sicilië en Italië trok en de mensen in diepe verslagenheid en verdriet achterliet. Het was een nooit eerder gezien machtsvertoon, een oorlogsverklaring aan de staat. Zevenvijftig dagen later werd Borsalino, de opvolger van Giovanni Falcone in het centrum van Palermo in zijn auto opgeblazen. Op twee maand tijd verloor ze twee van haar dichtste vrienden en ‘de hoop op een schoon Sicilië’.
Ook de begrafenis van Falcone fotografeerde ze niet. Hij bleef bewaard in de geheugens van miljoenen Italianen. Zoals ze in de documentaire van Jos van Put verklaart ‘… was het genoeg geweest’. Tussen de eerste foto van de vermoorde jongen Claudio en de niet gemaakte foto’s van de uitvaartplechtigheid, lag een leven van dagelijks fotograferen, revolte en strijd.
Het portret dat Battaglia maakte van Rosaria Schifani, de weduwe van één van de lijfwachten, is ondanks de diepe droefheid die erachter schuilt een van de meest beklijvende die ik zag. In verschillende interviews vertelt ze hoe moeilijk het was geweest, om oog in oog met Rosaria Schifani, een portret te maken. De eenentwintigjarige weduwe die zich in de San Domenica rechtstreeks tot de maffia had gericht en hen in haar toespraak ter verantwoording had geroepen, iets wat niemand ooit had durven doen, had sinds die dag een woedende uitdrukking in haar blik gekregen. Een uitdrukking die niet meer overeen stemde met de manier waarop Battaglia haar in de kathedraal had ervaren. Daarom vroeg ze Schifani om naast de gesloten blinden voor het raam te staan en haar ogen te sluiten. ‘Ik wilde dat ze haar ogen sloot, om niet alles aan de buitenwereld prijs te geven,’ vertelt ze in de documentaire ‘Speeches’.
Op de voorpagina van het boek ‘Passion, Justice, Freedom: Photgraphs of Sicily’ staat het portret van Rosaria Schifani verdeeld in schaduw en licht. De gesloten ogen en de naar binnen gerichte blik, ‘waar zich de waarheid bevindt,’ symboliseren voor mij als toeschouwer ook de innerlijke blik van de fotograaf. Het oog dat door de lens kijkt en het oog dat zich achter de gesloten oogleden bevindt, zijn één geworden. Als zij beiden weer de ogen openen valt het licht al elders en staat in een ander landschap een andere schaduw op.
Batagglia bleef voor het blad l’Ora foto’s maken tot het in 1992 moest worden opgedoekt. Daarna richtte ze het vrouwenblad Mezzocielo op, zetelde in de gemeenteraad van Palermo en was plaatsvervanger in het regionaal parlement van Sicilië. Tijdens die jaren kwam het fotograferen op een lager pitje te staan. Het altijd beschikbaar moeten zijn, had onvermijdelijk een tol geëist. Haar samenwerking met Leoluca Orlando, de huidige burgermeester van Palermo, beschouwt ze als een gelukkige tijd omdat ‘ze het beste van zichzelf kon geven’. In de verpauperde delen van Palermo legde ze perken aan, beplant met palmbomen en bloemen.
Later moest ze constateren dat de palmbomen omgezaagd werden omdat ze zogenaamd ziek waren. Het verhaal van het ‘vermaledijde Sicilië’ kende geen einde.
Op 27 november 2017 post Ron Lang Art Gallery in Amsterdam op zijn facebookpagina het volgende bericht: Update about Letizia Battaglia: she is still in a hospital in Palermo but she quit smoking and all our positive thoughts help her to get better soon. Ik ga naar de facebookpagina van haar dochter en fotografe Shobna Angela Stagnatti en zie foto’s van Letizia Battaglia in een zwartzijden hemd op een ziekenhuisbed in Azienda Osperdaliera liggen. In het onderschrift staat dat ze onophoudelijk hoestend, samen met andere patiënten op een gang in het ziekenhuis op hulp wacht die niet komt: ‘Nog slechter behandeld dan iemand in een hospitaal voor leprozen.’
Het ziekenhuis is nochtans eén van de grootste in Palermo. In een daaropvolgende post lees ik dat ze uiteindelijk naar een privé-ziekenhuis is gebracht en aan de beterhand is en haal opgelucht adem. Battaglia strijdt, zoals haar naam zegt, zelfs van op een ziekbed in een vermaledijd ziekenhuis nog elke seconde van haar tweeëntachtig jarige leven verder, met de kracht van een vulkaan. Enkele dagen later, 4 december 2017 bericht Sobha Angela Stagnitta dat La Battaglia weer thuis is. Het begin van een nieuwe Palmeritaanse Odyssee vangt aan.
Forza Signora Letizia Battaglia! Felice Anno Nuovo 2018!