Vanmorgen las ik in een online persbericht van De Standaard dat de appels dit jaar te groot zijn. Door de vrieskou in het voorjaar zijn de weinige appels die er aan de bomen groeiden twee centimeter meer gegroeid. Twee centimeter! De fruittelers maken zich nu al zorgen, scholen willen deze reuze-appels niet omdat ze ‘half opgegeten in de vuilnisbak belanden’. Een perfecte appel moet namelijk ‘in een kinderhand passen.’ Een appel in twee of in vier snijden wordt blijkbaar niet gedaan. Volgens bepaalde diëtisten bevatten deze appels omdat ze zo groot zijn ook weer meer suikers dan goed voor ons is. Bijgevolg moeten we de dagelijks aanbevolen drie stukken fruit terugbrengen naar twee, behalve als je een reuze-appel eet, dan is een appel per dag genoeg. Was dit een bericht uit de komkommertijd of werden wij echt tot consumenten gekneed die een appel, omdat hij niet meer in een kinderhand past, niet willen kopen, laat staan opeten omdat hij wat meer suiker bevat? Ondertussen bekeek ik een videofilmpje van Brandpunt over de aanwezigheid van suikers in voedingsmiddelen: zevenvijftig klontjes suiker in een één liter Heinz tomatenketchup, achtentwintig klontjes suiker in een potje satésaus… en ga zo maar verder. De suikerlobby verkocht het leven mierzoet. Ik scrolde onthutst verder en las in een ander artikel dat met fipronil besmette eieren preventief uit de rekken van de supermarkten en winkels werden gehaald. Zoals gewoonlijk kreeg ik het onheilsbericht pas onder ogen wanneer ik al een half dozijn met het luizenbestrijdingsmiddel besmette eieren naar binnen had gewerkt. Voor die ene keer dat ik eens geen bio-eieren kocht. Ik werd een beetje onpasselijk bij de gedachte maar had verder nog geen klachten. Nergens werd echter de vraag gesteld wat er met het besmet eigeel gebeurde dat in fabrieken met kartonnen tegelijk in het deeg van wafels, koekjes en andere met eieren bereidde gerechten werd gemengd. Nergens las ik dat er preventief producten uit de rekken waren gehaald omdat er misschien besmet eigeel in zat. Van ongemak leunde ik op de twee achterste poten van mijn stoel achterover tot ik de grens van het evenwicht overschreden had, plat op mijn hoofd viel en het plafond begon te draaien alsof ik een zware cocktail gedronken had.
Een cocktail waar de stiefvader-en moeders van de bio-industrie ons systematisch en bewust mee vergiftigden, een cocktail gemengd met het gedachtenpulp van decadente geesten waarin de diameter van een Jonagoldappel niet groter dan 65 millimeter mag zijn. Uit welke, door bladluizen bewoonde hoofden, was deze cocktail ontsproten? In welke protserige villa’s en exotische buitenverblijven hielden deze gifmengers zich schuil? Waarom werden ze niet naar een ballingsoord verdreven en waarom dronken ze hun gifbekers niet zelf leeg?
‘Crito, we zijn een haan verschuldigd aan Asklepios; betaal hem, vergeet het niet,’
dacht ik nog terwijl ik voor de tijd van een verloren seizoen het bewustzijn verloor.
