In één adem
Vier de lente, de liefde niet.
Verzoen mijn lippen, groei mij aan
als de lente vergeefs wordt en bitterder.
Weer koesteren bomen landhonger,
drijven vogels de winter uit
de baaierd van april.
Ook dit zout, oud zeer, kennen we.
En zoals minnaars en vleermuizen blindvliegen,
geven dromen zich zelden bloot.
Met dit vermoeden leefden we;
het vuur aan de schubben, de schuimlippen.
Ooftbomen gloeien wit.
Wij sterven langzamer af –
droesemig, meestal achter glas.
Of zoals bloesem, in één nacht.
In one breath
Celebrate spring, not love
appease my lips, grow on me
when spring turns in vain and more bitter.
Once more trees cherish hunger for land,
birds drive out the winter
into the hustle bustle of April.
Also this salt, this old pain, we know.
And like lovers and bats blindly fly,
dreams seldom bare themselves.
With these inklings we lived;
fire at the fins, the frothy lips.
Fruit trees glow white.
We slowly decline –
dregs of wine, usually behind glass.
Or like the blossom, in one night.
Wie geeft het geduld
Wie geeft het geduld een prooi om te verslinden
en tekent een verdrag met de ontijdelijke Tijd
achter welke mond
schuilt in reien van regen
verzegeld het woord
dat men voorbij de stilte hoort
of wordt het kermen van een dier in nood
van de verbaasde welp
uit de moederschoot
ergens verzacht verbonden en verhoord ?
Leer mij nu lopen zonder handen
verdring het doodsbeest dat mijn wachten hoort
want er kleeft zilver op mijn tong
die wit van weelde op gevlekte ribben zong
naakt is de liefde nooit
als men voorbij de aankomst is
en wat ment duister een verleden noemt
verbrandend in de nacht
een wassen bloesem dooft
Who gives patience
Who gives patience a prey to devour
and signs a treaty with untimely Time
behind which mouth
hides in rows of rains
sealed the word
one hears past the silence
or will the groaning of an animal in need
of the astonished whelp
out of mother’s womb
somewhere be softened, swathed up and heard ?
Teach me now to walk without hands
repress the animal of death that hears my waiting
because silver is sticking to my tongue
which white in wantonness sang on spotted ribs
never love is naked
if one is past arrival
and what darkly is called past
burning in the night
douses a wax blossom
***
Het heeft vogels nodig
om te zingen
mensen om te verdwijnen
zon en maanlicht
om kleur te bekennen:
hoe geladen het is
met betekenissen
in spiegelschrift –
Tekens om met hand en tand
te ontcijferen
want op het lijf geschreven
van wie je voorging
op de weg naar het einde –
It needs birds
to sing
people to disappear
sun and moonlight
to show one’s color:
How charged it is
with meanings
in mirror-writing –
Signs to decipher
with tooth and nail
because inscribed all over the body
of who before you took
the road to the end
***
Het orkest van de dood
vliegt over de stad:
een geronk in hogere sferen
dat ons naar de kelder jaagt.
Het klinkt eerst nog veraf.
Ononderbroken één, zoals God.
Gezichten, klam van schrik,
worden bij kaarslicht
nog eens zo wit. Ik volg
de schaduw van mijn vader
in beweging op de muur
tot de stilte voorbij is.
The orchestra of death
flies over the city:
a throbbing in higher spheres
chasing us into the cellar.
First the sound is faraway.
Uninterrupted one, godlike.
Faces, clammy with fear,
in candlelight turn
whiter still. I follow
the shadow of my father
moving on the wall
till silence is gone.
Uw leven
Uw leven, bol van morgenlicht,
een broeikas voor het gedicht.
De ingesloten pijn
tussen gedachtestreepjes
in vuur en vlam gebracht.
In de verte heuvels van Amherst
zo meteen buitenaardse wezens
sjirpende zwaluwen in de nevel
hiernaartoe, hiervandaan
in een pennentrek.
De weg naar een ander leven
met het blote oog te zien.
Your life
Your life, full of morning light
a glass house for poetic phrase
The included pain
between dashes
thought ablaze.
In the distance hills of Amherst
instantaneous unearthly beings
chirping swallows in the fog
here to, away from here
in one stroke of the pen.
The road to a different life
visible to naked eyes.
Lucienne Stassaert (Antwerpen)
Vertaald door Annmarie Sauer
Portret Lucienne Stassaert (Kris Vanhemelrijck)