I

Ik legde mijn hand op het hart van de wereld en voelde hoe de tijd wegtikte. Behoedzaam
ging ik de deur uit, het hart klopte steeds sneller en ik was bang dat het zou barsten. Onderweg
zwaaide ik naar de hospita die het ijzeren traliehek van de laatste houten liftkooi in het oudste 

gebouw van de waterstad, piepend en schurend dichttrok. 

Zij zwaaide terug, daarom hield ik van de wereld zonder of met een wegtikkend hart,
een hand die ergens een deur open en dicht deed, zonder ooit te weten waarom.
In slow-motion liep ik door het park waar moeders en au-pairs met uitgelaten kinderen en
honden in hun kielzog aan de speeltuin samen kwamen en een cederboom sinds
tweehonderd jaar de ingang bewaakt. 

De hemel scheurde mijn blik open. De zon wierp haar netten uit en strikte het hart van de wereld als een klein, wild dier.  

II

Gans de nacht verloren gelopen, gans de nacht je schaduw gezocht. De jasmijnstruik bloeide maar geuren deed hij nog niet. De pas geasfalteerde weg verdween in de hoge wolken als een condenslijn. Je geest, een landingsbaan waar geen vliegroute werd uitgezet. 

III

Een koele onderstroom vloeide langs de rivier van je lichaam, een ogenblik lang twijfelde je, niet wetend wat je had gevoeld, waar het vandaan kon komen. Het blauwe uur likte de ijskristallen van je gezicht.

Venus droeg de geur van boerenjasmijn.

Georgia O’Keeffe, It Was Blue and Green, 1960

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s