De trein schoof door het landschap. Ik keek naar buiten, we reisden tegen de rijrichting het landschap in. Er was geen verleden dat we achter ons lieten en geen toekomst die we tegemoet gingen. Er was alleen het zacht gezoem van de trein die ons door het landschap vervoerde. Twee zwartbonte koeien stonden, als waren ze daar voor de eeuwigheid neergezet, hun flanken haast tegen elkaar, tussen de paardenbloemen te bloeien. Het frisgroen van de boomkruinen reikte naar de eindeloze hemel. Ik ademde de bomen, de bloesems en het blauw van de lucht in. Toen viel mijn blik uit de hemel op het sluike, schouderlange haar van de vrouw wier hoofd tegen de hoofdsteun van het zitje voor mij leunde. Het schitterde in het zonlicht dat door het venster van de treincoupé naar binnen viel. Als door een vergrootglas zag ik de wonderlijke schakering van de kleuren, gebundeld in het licht. De warme tinten, het koper, het saffloer, gemengd met een weinig saffraan. De gouden draad van het haar. Een baal opengevallen korenaren. Stuifmeel, onwezenlijk licht en door de wind gedragen. Het was zo mooi dat ik de tijd van het kijken vergat, het haar abstract werd, vloeibaar als honing, gesmolten bijenwas en ik mij niet eens had afgevraagd hoe haar gelaat er uitzag. Toen de trein het station binnenreed stond de vrouw recht en trok een sepia donsjas aan. Ik sloot mijn ogen en zag het gezicht zoals ik het tussen twee stations onderweg van ergens naar ergens, op het canvas van mijn vluchtige bestaan, haarfijn, in violetblauwe schaduwen, geschilderd had.

Andy Warhol. Details of Renaissance Paintings (Sandro Botticelli, Birth of Venus- 1482), 1984
Nique screenprint on Aquarelle Cold Pressed paper
32 × 44 in | 81.3 × 111.8 cm