(Van l naar r) Lydia Rubtsova als Marianna, Stanislava Belinskaya als Clara en Vassily Stukolkin als Fritz, in de originele productie van The Nutcracker (Imperial Mariinsky Theatre, Saint Petersburg, 1892)
Fotoscan uit het boek “The Life and Ballets of Lev Ivanov” van Roland John Wiley. Oxford University Press, 1997.

Toen de handelaars op 1 december van het onmogelijke jaar 2020 opnieuw hun deuren mochten openen was het enige wat ik in huis wilde halen kerstlichtjes. De lichtjes van vorig jaar waren na de feestdagen onverwacht fel beginnen knipperen. Alsof ze ons feestvierders, tussen het gekletter van borden, het gerinkel van messen en vorken, de geur van gebakken appels in een kaneeljasje en wafels bedekt met poedersneeuw een eerste noodsein wilden sturen. Ons wilden waarschuwen voor het muizenleger dat in grijze bataljons op ons af kwam gemarcheerd en waartegen wij ons niet zouden kunnen verweren. Onbesuisd en een tikkeltje hoogmoedig sloegen wij deze eerste tekenen van onheil die uit alle gaten en kieren van ons huis bleven komen in de wind. Doch, nu we in onze versleten kleren en ongeknipte haren op de drempel van het nieuwe jaar stonden en de muizenkoning met zijn dolletjesleger, nog voor het bubbelfeest begonnen was, een derde aanval plande werd de aanschaf van kerstlichtjes een zaak van hoogdringendheid. 

Nadat ik het nieuws beluisterd had dat een jaar lang hetzelfde was gebleken: ‘de coronacijfers zijn gestegen, de coronacijfers zijn gedaald’, schoot ik uit mijn zijden slippers en repte mij naar de dichtstbijzijnde papierhandel waar ze gewoonlijk ook lampions verkochten. Een kwartier later was ik aan de ingang van de winkel naast de kassa op een lange tafel haastig de werking van de verschillende soorten lampjes aan het uittesten, toen een onthaalmoeder met volle kracht haar wandelwagen met zes peuters de winkel binnen duwde en de kinderen naast de tafel parkeerde. De onthaalmoeder verdween met dezelfde haast als iedereen tussen de rekken en de peuters bleven stil in de buggy zitten.

Vanuit hun maxi-buggy hielden zes schattige hoofdjes, de neuzen allemaal in dezelfde richting, mijn spel met de lichtjes nauwlettend in het oog. Om hun wachttijd wat te veraangenamen zocht ik uit een rek waar honderden identieke Notenkrakers op een hoop bijeen lagen een exemplaar dat er toch ietsjes anders uitzag en liet de houten pop een soort kozakkendansje opvoeren. Er brak al meteen een arm af. Toneel spelen is nooit echt mijn ding geweest. De kinderen bleven nog altijd even stil toekijken. Zo stil dat ik bijna hun gedachten kon lezen. In de middelste rij van de buggy zat een jongetje dat zijn hoofd de hele tijd schuin hield en anders reageerde dan de rest van de peuters. Ik stak de Notenkraker wat hoger in de lucht, keek opnieuw naar het jongetje en zag toen pas het blauwe vlies over zijn druk bewegende oogjes. Het jongetje was blind. De ganse vertoning was nutteloos geweest. Ik trok de lichtjes uit het stopcontact, legde de notenkrakerpop bij de rest van mijn aankopen want ik had hem toch stuk gemaakt en begon zachtjes De dans van de Suikerboonfee te fluiten. Het ventje draaide zijn hoofd naar de richting van waar het geluid kwam en glimlachte. 

Toen de onthaalmoeder terug was nam ik afscheid van de kinderen en liep naar de kassa. Terwijl ik de lichtjes en de Notenkraker die voor het eerst sinds 1892 op geen enkel podium live te zien zou zijn, op de rolband legde, verscheen achter mij balletdanser Wim Vanlessen in het neonlicht van de papierwinkel. Het armpje van de Notenkraker tuimelde in slowmotion, synchroon op de vloer. De danser, galant gelijk een sprookjesprins en zoals altijd de vriendelijkheid zelve, bukte zich om het armpje op te rapen en gaf het lachend terug. Ik bedankte hem en voor ik goed begreep wat er gebeurd was (want wat deden al die Notenkrakers nu in de papierwinkel zo vroeg in de ochtend), stond ik al weer op de stoep en liep met een lichte tred de wereld tegemoet. Er was nog leven buiten de muizenval! 

De ontmoeting met het blinde jongetje dat mij zonder te kunnen zien, doordringender had aangekeken dan wie ook, en de Notenkraker die ondanks de negatieve adviezen toch levend en wel onder de mensen was gekomen, zette de dingen opnieuw in een ander perspectief. Er was nog schoonheid in het onverwachte. De sombere bui die na een nacht vol muizenissen mijn gedachten had verduisterd was verdwenen. ’s Avonds wachtte ik bij de blauwgroene Kaukasische kerstboom op de komst van Drosselmeyer wiens peperkoeken soldaten als vanouds het grijze muizenleger van de planken zou verjagen. In de zachte gloed van de lichtjes die tussen de dennentakken glinsterden, voerde de Suikerfee en haar page in een bos van suikerstokken, tussen marsepeinen mandarijnen, chocoladeharten en torentjes slagroomsoezen, de grand pas de deux op. Tot de klok middernacht sloeg en Clara met de Notenkrakerprins, op een slee in de sneeuw in de stilste nacht ooit verdween. En op het lege podium van een lege theaterzaal – waar weggedoken in hun loges van roodfluweel alleen nog geesten zaten, waar de ster stil bleef staan en de baan van de slede rond de aarde volgde – zou deze kerstnacht niet alleen de schreeuw van de pasgeborene te horen zijn, maar voor alle mensen op aarde die het stralen van de ster niet kunnen zien, ook De dans van de Suikerboonfee.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s