il-gigante-primi-anni

De vroege aanwezigheid van de zwaluwen had reeds de belofte van een warme zomer ingehouden en zoals ieder jaar verzamelde ik gelijk een vogel takjes en weggewaaide paardenharen om een nest te bouwen, een stapel boeken van Eugenio Montale, de dichter in wiens gezelschap ik de komende zomermaanden zou doorbrengen, wiens woorden zich in de blakende zonne-uren van mijn geheugen zouden etsen en die ik misschien op het einde van dit leven, langsheen een andere dimensie van het zijn, zou kunnen meedragen naar een volgende existentie.

Zo was je dus nooit alleen en verbleef je altijd in excellent gezelschap, zelfs al kwam je als een vleermuis hangend in een paardenstal terug. Het was nog maar eind juni en de lucht was iedere ochtend helder blauw. Er waaide een zachte wind die de hitte overdag draaglijk maakte en de zwaluwen met hun lange, gevorkte staarten scheerden van zonsopgang tot zonsondergang rondjes langs de wolkenloze hemel.

Hun klaaglijk roepend geluid trilde in de warme lucht, alsof de vogels iets duidelijk wilden maken en ik niet kon begrijpen wat het was. (Een gevoel van heimwee overviel me. Er zullen dagen komen, dacht ik, spiegelglad en eentonig als de oppervlakte van de zee, waar niets nog zin lijkt zin te hebben. Die dagen zal je op een of andere manier van rots naar rots zwemmend te boven moeten komen.)

Vorige zomer was ik begonnen met het vertaalde werk, of eerder het geheimschrift van de dichter die in 1975 de Nobelprijs voor Literatuur kreeg, te ontcijferen maar de omvang en de fonetische complexiteit van het werk was zo groot dat ik aan een seizoen niet genoeg had en het misschien een levenswerk was om het werk te doorgronden. De uitgave van Jonathan Galassi, Collected poems 1920-1054 met de oorspronkelijke Italiaans versie naast de Engelse vertaling, was voorzien van tweehonderd voetnoten, sleutels eerder. De vertalingen van zijn voorganger William Arrowsmith die in 1990 in Parma de Montale prijs voor zijn vertaalwerk ontving waren niet minder noemenswaardig. Het weinige dat er van zijn omvangrijk oeuvre naar het Nederlands vertaald werd was daarbij vergeleken een peulschil maar getuigde van heldenmoed, want het werk was eigenlijk onvertaalbaar verklaard.
In de wetenschap dat ik een berg ging beklimmen nam ik met de stapel boeken plaats aan de keukentafel. In de partjes citroenen van het plastieken tafelkleed zaten gele pitten waarvan ik niet wist of ze het meest op tranen of zweetdruppels leken, ik dronk mijn koffie op en keek door het raam naar de onverzettelijke voet van Il Gigante, de zeegod Neptunus die tijdens een bombardement in de tweede wereldoorlog zijn armen, drietand en een gigantisch zeeschelp op zijn schouders verloor, maar nog steeds over de baai van Monterosso waakte.

Monterosso al Mare hing ten noorden van de Ligurische kust aan een steile hoge klif die enkel met de trein of te voet bereikbaar was. Op deze romantische, alleen nog in het verleden bestaande, van de wereld afgezonderde plek, bracht de dichter de eerste dertig zomers van zijn leven door. Zijn werk verklankt en verbeeldt de verzengende hitte, de stille zomers en het uitzicht van op de kliffen waar de golven van een altijd veranderlijke en toch dezelfde zee in schuim uiteenspatten. In de stilte van dit kurkdroge landschap, in het gezelschap van een hagedis op een witgekalkte muur, het geluid van de zee en het gezang van de cicaden vonden Montales gedachten hun dichterlijke vorm. Elke porie van zijn voelen werd tijdens deze uren in eenzaamheid en trage observatie doorgebracht, door de wind, het water en de lucht uitgeschuurd, gestreeld, gewassen. Druppelend hars van de pijnboom. Tot enkel nog het tsjirpen van de cicaden overbleef en zijn zingen dat zinderend in de middaghitte, tussen de branding van de rotsen, uit de olievlek-kleurige cimbalen van zijn omhulsel brak.

Op de noordelijke helling van de Punta del Mesco stond Het huis met de Palmen, de pagode die Montales vader liet bouwen toen de dichter negen jaar was. Een bries bewoog de schaduw van de twee palmen op de pastelgele muur, een jasmijnhaag omringde het huis met de tuin. Palingen flitsten er tussen het riet van een verborgen kreek. Langs de geërodeerde kliffen van de kuststad liep een oud wandelpad dat de vijf dorpen van de Cinque Terre aan de grens met de hemel met elkaar verbond, en van alle kanten een uitzicht bood op de blauwe spiegel van de Ligurische zee. De geur van de heuvels begroeid met tamarisken, druiven, citroen- en mandarijnbomen, buxusstruiken, rode cactusvijgen, de aloë vera met haar dikke puntige bladeren, waaide de reiziger die met de trein het kuststadje binnenreed door het opengeschoven raam tegemoet. Een hoofd stak door het treinraampje naar buiten en keek uit naar het teken: de witte zakdoek waarmee iemand door een van de vensters van Het huis met de Palmen zou zwaaien, dan gauw naar binnen liep, een pot water op het vuur zou zetten en een glas bronwater uitschonk, om de reiziger te verwelkomen, die moe was, dorst en honger had.

Ossi di Sepia, Inktvisschelpen, Montales eerste gedichtenbundel, gepubliceerd in 1925, was een afspiegeling van het landschap en zijn instinctieve, poëtische reflectie op al die elementen die hem omgaven. De golven en de getijden van de zee die in hem heen en weer klotsten. Het oor van de lezer dat een gigantische schelp wordt, op het strand aangespoeld en waar zijn gedichten als het klotsen van de golven doorheen klinken. Soms spoelde er een fles aan met een boodschap, steeds aan een andere en eendere liefde geadresseerd, zoals de altijd veranderlijke en steeds dezelfde zee.

De zee lag uitgestrekt voor me. Aan de vloedlijn stond op zijn blote voeten, de dichter. Een rots schroeiend in de branding. Hij streek met zijn vingers door zijn dikke bos stug haar. Hij hield een roos in zijn hand. De roos uit de kermistent.

Ik wachtte nog op iets waarvan ik niet wist of het nog zou komen en liep tussen het zeewier, het kurk en de aangespoelde schelpen op het keienstrand verder, vermoedde dat ik een mogelijke schipbreuk kon overleven en dat iedere storm het waard was geweest. De schaduw van de gigantische schelp stortte zich in duikvlucht van de klif over mijn schouders. Ik sloot mijn ogen en luisterde naar de roep van de zwaluwen, het trillen van de cimbalen waarin de muziek van Eugenio Montales poëzie resoneerde en als een koor van cicaden in de stilte van een zomerdag besloten lag.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s