Schermafdruk 2018-04-14 07.27.01

 

Het was een beeld dat voor veel vrouwen herkenbaar is: de omtrek van twee lippen in het autospiegeltje aan de binnenkant van de zonneklep. Mijn zus zat achter het stuur en vroeg, tussen het drukke verkeer laverend, hoe de voorstelling van Parsifal was geweest. Terwijl ik nadacht nam ik mijn lippenstift uit de toiletzak en stiftte mijn lippen rood.

Wagners Parsifal was de eerste opera die ik als bloemenmeisje bijwoonde en waar ik de microbe meteen te pakken kreeg. Op het einde van de eerste repetitiedag, door de wondermooie muziek betoverd, wenste ik niets liever dan in het operagebouw te blijven wonen en van op het eerste balkon, in een loge, tot het einde van mijn dagen, de wereld van de opera te aanschouwen. Desnoods tot rode pluche verwordend. Het was een ultieme droom waar abrupt een einde aan kwam toen de toenmalige artistiek directeur van de Vlaamse Opera besloot om Parsifal in concertante uit te voeren. Diep teleurgesteld verliet ik samen met de andere bloemenmeisjes het podium en liep de kans op een operacarrière of eeuwige toeschouwer grandioos mis. Het verhaal van de ridders en de reine dwaas op zoek naar de heilige graal liet ik met het bloemenkleed tussen de rekwisieten en andere operakleren, op een kleerhanger achter, in een naar kamfer geurende ruimte vol mottenballen. En keek naar Parsifal niet meer om.

Het was van bij de aanvang even wennen aan de strak gehouden regie van Tatjana Gürbaca. De hoefijzervormige scène met de witte wanden was fel verlicht. Net neonlicht in een ziekenkamer, of het koude licht van mijn computerscherm, dat in het donker oplichtte en na een tijdje pijn aan je ogen deed. De personages waren armoedig en sjofel gekleed. Waarom Gurnemanz in een rolstoel zat, wat de draagkracht van zijn stem op de proef moet hebben gesteld, begreep ik niet goed, maar bleek achteraf net als de volledige regie, beklijvende beelden op te leveren. Cürbaca’s interpretatie van Parsifal was iets totaal anders dan wat ik tot nu toe had ervaren. De orkestratie, het koor en het kinderkoor tilden de voorstelling naar een allesomvattende, dramatische hoogte. En mijn blik begon door de zinderende warme binnenkant van het gebouw te dwalen. De toeschouwers zaten stil als bijen in de honingraat van een gigantische rode korf vol magische geluiden te luisteren. Met de adem ingehouden hing het duizendtal luisteraars vijfentwintig meter boven de orkestbak van waaruit de muziek majestueus tot aan de koepel steeg.

Ineens zag ik het profiel van een vrouw die ik bij het binnenkomen al had opgemerkt en wiens aanwezigheid mij aan de cellist Olivier Ghislain herinnerde. Olivier was er niet meer maar haar aanwezigheid en de wetenschap dat zij van hem had gehouden bracht hem ineens levendig terug. Ik dacht aan ons eerste gesprek nadat hij tijdens de vernissage van Staf De Smedt, op uitnodiging van Julien Schoenaerts, in de kapel van de Zwarte Panter, de cellosuites van Bach had vertolkt. Hij was een van de meest belovende cellisten van onze tijd geweest. De gedachte aan de manier waarop hij gestorven was, en in de lente van zijn en ons leven, voor de dood had gekozen, zette onbewust de grondtoon neer die tijdens de opvoering en het verdere verloop van de avond weerklonk.

Van op het tweede balkon sloeg ik de vrouw tijdens de voorstelling af en toe gade. Als een Spaanse gravin in gedrapeerde, zwarte kleren zat zij omringd en toch alleen in de ruime loge op het eerste balkon. Het blonde haar boven de zwarte kraag, dat van ver zichtbaar was, accentueerde de dramatiek van haar wezen. Ik vroeg me af wat er door haar heen ging, terwijl het bloed tijdens de voorstelling letterlijk langs de wanden naar beneden drupte. Tweehonderd liter, om precies te zijn.

De voorstelling sleepte zich in bloed gedrenkt verder en ik voelde mij in plaats van bevrijd door het verhaal, steeds dieper wegzinken in een zwaarder wegend gemoed. Een verzuchting naar het sacrale moment, waar een mens van alle leed verlost zou zijn, en het aanschouwen van een dageraad op de scène bleef uit. Iets dat eeuwige rust zou brengen, daar snakte ik tijdens de opera naar. Eeuwige rust. Of iets, een beweging, een beeld om boven de zwaartekracht te kunnen stijgen. Als Icarus in een storm heen en weer slingerend, tussen de weergaloze grootsheid van het orkest, de stem van de sopraan, de tenor, het zang- en kinderkoor, en het bloed op het podium zat ik tussen twee gemoedstoestanden en een paar mannenschoenen die comfortabel op de leuning van mijn stoel, bijna in mijn nek lagen, met mijn vleugels als in een geboortetang vastgeklemd. Ik boog me lichtjes voorover, de man achter me tilde zijn voeten op, excuseerde zich en ik keek van op het balkon naar beneden, de diepte in en zag in de orkestbak de strijkstokken over de snaren van de violen strijken en het koper van de blazers blonk als goud in het donker. Mijn buik zwol op, een wonde scheurde open en ik verkeerde plots in barensnood. Een zwaan wrikte zich uit mij los en werd in de tang gegrepen. Kundry sneed haar armen open op de scène en viel stervend neer, het bloed droop van de muren en de wonde in mijn buik sloot zich alsof ze er nooit geweest was. Met de zwaan over mijn schouders trok ik weer verder, over de heuvels de horizon tegemoet. Als een blindenstok sleepte Amfortas de speer van de Graal achter zich aan.

Om half twaalf ‘s nachts strompelde ik met mijn gepijnigde voeten in veel te kleine pumps gekneld naar buiten en nam afscheid van Cara Siregar met wie ik de opera bijwoonde, en groette in het voorbijgaan Ria Pacquée van wiens hoofd een eeuwige sacrale beweging uitging en wiens oogopslag louter waarneming was.
In het donker van de nacht vlogen twee mandarijneenden op.

De dagen die op de voorstelling volgden, was wat mij omhulde en onzegbaar was, zo dun als een eierschelp.

Ik stopte met praten. Mijn zus vroeg of er ‘nog iets kwam,’ en zei terloops dat ze al dat bloed niet zou kunnen verdragen. Keek me met de handen op het stuur een ogenblik zijdelings aan en zag de twee bloedrode strepen in mijn bleek gezicht en begon te roepen. ‘Wat heb je nu gedaan! Waarom laat je me zo schrikken, ben je gek!?’ Ik keek in de spiegel en barste in een onbedaarlijk lachen uit. De lippenstift was uitgelopen. De omtrek van Kundry’s lippen, heftig bloedend, in de spiegel van de zonneklep.

 

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s