De zielhond

Het was al iets na de middag toen ik met de ziel, die als een hond zonder leiband achter mij aanliep, van uit het park naar de gaarkeuken van de Plataan in de Blindestraat vertrok. Hij had behoefte aan koffie en wat warmte en liep zo snel als zijn verkleumde ledematen het toe lieten. Af en toe keek ik om, om te zien of de ziel mij nog volgde. Onderweg begon het te regenen en ik zag dat de ziel doorweekt raakte. Binnen afzienbare tijd zou hij dezelfde geur als een natte hond verspreiden en ik versnelde mijn pas. Op een bank voor de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, die naast de Plataan gelegen was, trof ik Fred Bervoets in het gezelschap van Adriaan, zijn kleine witte hond.

Als altijd hing zijn groene regenjas over de te smalle schouders en tussen zijn duim en wijsvinger, schroeide een groene Michel. Ik begroette hem en liep door de poort van de academie de binnentuin in. In de tuin stond een beeld waarvan ik dacht dat het nog ademde en in zijn materie leefde. Zoals Michelangelo’s Pietà leefde, toen zij nog niet achter een glazen plaat stond, en je in de gepolijste koelte een heldere stroom gewaar kon worden, die door de marmeren aderen van de moeder en de zoon vloeide en hen vervulde met het elixir van eeuwig leven. Langs het gelaat van de Pietà druppelde toen een traan die geen traan was maar een druppel goud.

Het beeld in de tuin was van Gaspard Joarlette. Uit arduin gekapt, en het weende nog niet.

Op de binnenplaats van de Plataan bond ik de ziel aan een ijzeren stang, naast de witte hond van Fred en stapte de refter binnen. Ik hoorde de ziel zacht janken maar ik schonk hem geen aandacht, in de hoop dat hij vanzelf zou ophouden.De chef-kok verwelkomde ons met een grote kop koffie en vroeg hoe het ons ging. Ik voelde meteen dat ze het gewoon waren om daklozen en honden met vreemde baasjes op een dergelijk menselijke manier te ontvangen, iets wat de dakloze man die tegelijk met mij en Fred binnenkwam, scheen te verbazen. Het was iets wat hij niet meer herkende en kroop van verlegenheid en schaamte in zijn denkbeeldige marmeren schelp, waar hij zich schuil hield voor genegenheid als was het een regenbui. De schelp werd plots zo broos en doorzichtig als wat.

Buiten begonnen de ziel en de witte hond, tegelijkertijd te blaffen. Alsof ze onraad roken en iets onwaarneembaar hun baasjes bedreigde. Ik liep naar buiten hurkte neer tussen de ziel en de witte hond en aaide hen beiden tegelijkertijd over de rug.Het blaffen van de ziel ging nu over in een onbedaarlijk gejank en ik maakte hem los van de stang. Zo stil als wat trippelde hij mee de refter in. Achter mij zag ik de afdrukken van zijn pootjes op de tegels verschijnen. Niemand die er iets over zei. Ik vroeg nog een koffie en drie klontjes suiker. Eén klontje gaf ik aan de ziel. Voorzichtig likte hij er aan, en terwijl ik in mijn koffie roerde, zag ik dat hij smolt. 

20161119_105218_resized-versie-3

2 gedachtes over “

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s