Foto: Henry Cartier-Bresson

 

Het had Charlotte Mutsaers kunnen zijn, de dame met de kersenrode laarzen, die zo gezwind de straat overstak. Ze leek een beetje op de schrijfster maar ze hield geen Fox Terrier aan de lijn. Toch bewoog zij zich voort alsof er een aangelijnde viervoeter voor haar uit liep. Alleen zag niemand wat het precies was dat haar voorttrok aan die lijn. Ze moet een jaar of zeventig geweest zijn en stak zo opvallend energiek het zebrapad over dat ze van haar leeftijd geen weet scheen te hebben. Kaarsrecht haastte ze zich met grote passen door het vizier van de stad. Gehuld in een zwarte jas, kersenrode laarzen tot aan de knie en twee touwtjes, de teugels van een papieren tas, tussen wijsvinger en duim geklemd. De wind golfde door haar in lagen opgeknipt kort ravenzwart haar. ‘Mevrouw,’ wilde ik haar vragen, ‘vanwaar die kersenrode laarzen, het elan van vrijheid dat u bij elke pas verspreidt, uw Louis Bourgeois jas? Vanwaar deze elegantie, zoals ik lang niet meer in het straatbeeld zag?’ Maar als een voorbode van de polar vortex stak de eerste gure windvlaag op, die haar in de rug nog sneller voorwaarts duwde, en mij aan de overkant van het zebrapad, voor ik haar kon inhalen, al in een andere richting blies. En voor ik haar daadwerkelijk kon vragen: ‘Mevrouw, waar gaan die laarzen met u heen? Wie heeft uw haar zo dreigend mooi geknipt?’ was ze met het aangelijnde dier alweer uit mijn gezichtsveld verdwenen.

2 gedachtes over “De dame met de kersenrode laarzen

Plaats een reactie